Box 3 in beweging: dit zijn de gevolgen voor uw vermogen

Box 3 zorgt voor hoofdbrekens bij beleggers. Het fictieve rendement stijgt, tegenbewijs wordt belangrijker en - naar verwachting - vanaf 2028 gaat een heel nieuw stelsel gelden. Marieke Kopinsky, Partner Tax bij EY en adviseur van vermogende families, legt uit wat er speelt en waar u als investeerder of fondsbelegger op moet letten.
“Box 3 is voor beleggers en investeerders natuurlijk super relevant. In het verleden gold een vast uitgangspunt: 4% rendement op het vermogen, waarover 30% belasting werd geheven. Dat pakte vaak gunstig uit, want een spaarrekening leverde destijds meer rente op. Maar die tijd ligt achter ons. Zo ontstond de situatie dat beleggers belasting moesten betalen over rendement dat in werkelijkheid helemaal niet was behaald. Er zijn sindsdien meerdere pogingen gedaan om de wetgeving te verbeteren, maar die wordt telkens betwist en aangepast. Het resultaat is dat er nu verschillende wetten naast elkaar bestaan, van toepassing op verschillende belastingjaren. Op dit moment wordt nog steeds gewerkt met een systeem op basis van fictief rendement. De hoogte daarvan hangt af van het type vermogen: banktegoeden, overige bezittingen of schulden. Voor elk van deze categorieën geldt een eigen percentage. Voor 2025 gaat de Belastingdienst bij overige bezittingen, waaronder beleggingen, uit van een fictief rendement van 5,88%. Over dit bedrag wordt vervolgens 36% belasting geheven,” legt Marieke uit.
Fictief versus werkelijk rendement
Het probleem is dat het fictieve rendement van 5,88% hoger kan uitvallen dan het werkelijk behaalde rendement. Dat leidt tot een gevoel van oneerlijkheid. Daarom bestaat er inmiddels een mogelijkheid om tegenbewijs te leveren: beleggers kunnen aantonen dat het werkelijke rendement lager ligt. Daarbij moet altijd naar het rendement op het totale box 3-vermogen worden gekeken. Marieke: “Het gaat om vragen als: wat is er aan inkomsten ontvangen, hoeveel is de waarde gestegen en is de aanslag op het geheel bezien te hoog? Dat maakt het ingewikkeld, zeker wanneer het om oudere jaren gaat.
Tegenbewijs heeft alleen zin wanneer het totale rendement lager is dan het fictieve rendement. Voor 2025 bedraagt dat percentage dus 5,88% voor overige bezittingen (niet zijnde banktegoeden en schulden). Belegt u bijvoorbeeld uitsluitend via het Mogelijk Zakelijke Hypotheken Fonds, met een geprognosticeerde uitkering van 6%, dan heeft bezwaar indienen geen effect: het rendement ligt immers naar verwachting hoger dan het fictieve percentage. De situatie verandert waarschijnlijk wel in 2026. Het fictieve rendement stijgt dan naar verwachting naar 7,78%. Dat is een forse verhoging. In dat geval kan tegenbewijs wel degelijk zinvol worden (uiteraard afhankelijk van het daadwerkelijke rendement over 2026), en is het raadzaam dat u zich als belegger voorbereidt door berekeningen te maken of een adviseur in te schakelen.”
De kracht van cashflow
“Een belangrijk probleem in box 3 is dat belasting vaak moet worden betaald over vermogen waar nog niets uit is ontvangen. Wie bijvoorbeeld investeert in een pand dat in waarde stijgt, kan in bepaalde situaties al worden aangeslagen over die waardestijging, zonder dat er daadwerkelijk geld binnenkomt. Hetzelfde geldt bij aandelen: ook daar wordt een fictief rendement van 5,88% verondersteld, terwijl een bedrijf misschien helemaal geen dividend uitkeert. U moet dus belasting betalen zonder dat u rendement uitgekeerd heeft gekregen.
Het mooie van beleggen in het Mogelijk Zakelijke Hypotheken Fonds is dat er maandelijks rendement wordt uitgekeerd. Dat is echt een pluspunt,” vindt Marieke. “Door de maandelijkse uitkering zijn er middelen beschikbaar om de box 3-heffing te voldoen.” Een ander aandachtspunt noemt Marieke de peildatum. “De waarde van het vermogen op 1 januari bepaalt de grondslag voor de belastingheffing. Een (al dan niet tijdelijk) in waarde gestegen belegging of een hogere WOZ-waarde werkt direct door in de uiteindelijke aanslag.”
Beleggen in privé of via de BV: wat is verstandig?
“Uiteraard krijg ik vaak de vraag voorgelegd of het verstandiger is te beleggen vanuit privé of de BV. Wie in privé belegt, valt in box 3. Bij beleggen via de BV is sprake van vennootschapsbelasting: 19% voor winsten tot € 200.000, daarboven is het tarief 25,8%. Haalt u het geld vervolgens uit de BV, bijvoorbeeld als dividend, dan volgt er nog inkomstenbelasting. Samen kan dat oplopen. Sommige beleggers kiezen toch voor beleggen via de BV, omdat er pas belasting betaald hoeft te worden op het moment dat er ook echt gelden worden ontvangen. U kunt als belegger bovendien de inkomstenbelasting uitstellen, want u bepaalt zelf wanneer u geld uit de BV haalt. Er is geen eenduidig antwoord op de vraag wat beter is. Het hangt af van uw persoonlijke situatie, de verwachte rendementen en uw eigen voorkeur.”
Overgangsperiode 2026–2027
Het nieuwe stelsel dat naar verwachting in 2028 van kracht wordt, gaat (op basis van het thans voorliggende wetsvoorstel) uit van werkelijk rendement en een vermogensaanwasbelasting. Dat betekent belasting op zowel de inkomsten (zoals rente en dividend) als de waardestijgingen. Vooral de waardering kan voor beleggers ingewikkeld worden, denkt Marieke. “Voor beursgenoteerde aandelen is het eenvoudig, maar hoe moet jaarlijks een vastgoedportefeuille of een belang in een bedrijf worden gewaardeerd? Dat wordt een uitdaging.”
Goed om te weten: kosten, zoals vermogensbeheer of betaalde rente op schulden, worden (beperkt) aftrekbaar.
Praktische tips
- Houd overzicht: breng uw totale box 3-vermogen goed in kaart, inclusief rendement en waardestijgingen.
- Denk vooruit: heroverweeg of beleggingen in privé of via de BV gunstiger zijn, zeker met het oog op de stijgende fictieve percentages.
- Check uw estate planning: huwelijksvoorwaarden, testamenten en schenkingsplannen kunnen veel verschil maken in de uiteindelijke belastingdruk.
Deel dit artikel: